The Sweetiest.




29 maart, 2010

Les Ouessants ....

Heel speciale schaapjes, de Ouessantjes.

Oorspronkelijk in het wild levend op een guur en onherbergzaam eilandje (l'île d'Ouessant), een mooie maar godverloren plek tussen Engeland en Frankrijk, maakt dat de diertjes gewoon zijn aan een hard leven.
Door wat men “dwarfing” noemt hebben ze de eer de allerkleinste schaapjes ter wereld te zijn. Dwarfing is de reactie van een diersoort als de enige optie tot overleven bestaat uit “kleiner worden”. Kleiner houdt immers ook in dat er minder voedsel moet worden gevonden en opgenomen.

Klein zijn ze dus, ocharme met moeite 16 kg zwaar en 50 cm hoog, maar daarnaast zijn ze wel ongemeen taai. Opnieuw omdat de barre levensomstandigheden geen andere dieren levenskansen geven dan de taaisten onder hen. Natuurlijke selectie dus, zonder de tussenkomst van de mens. En het resultaat mag er zijn!

Aldus is het Ouessantje ontwikkeld tot een pracht van een schaap: een fijn en delicaat profiel met lange poten en een kort staartje, een elegante kop, stralend wakkere ogen en een massa dichte tegen koude en hitte beschermende wol. En daarbij is het nog tevreden met alle voedsel, probleemloos werpend, ziektebestendig, en ga zo maar door. Een volmaakt diertje tout court.

En nog een typische eigenschap: het diertje heeft, met andere schapenrassen vergeleken, een hoge intelligentie en, als gevolg, een eigenzinnig karakter.

Een eigenzinnig karakter? Wel, vergeleken met andere schapenrassen, heeft het Ouessantje een uitgesproken persoonlijkheid. Soms schuchter, maar andere dan alweer van niets bevreesd. Sommige allergisch aan een aai, andere komen ogenblikkelijk aangelopen om hun snuit te strelen. Sommige lief en aanhankelijk, andere eerder opportunistisch. Maar allemaal zijn ze nieuwsgierig en alert voor wat in hun omgeving gebeurt. Alles moet worden besnuffeld en verkend. En hun grote en heldere ogen hebben jou al opgemerkt als je nog 250 m ver bent! Dat weet je omdat ze op een typische manier gedag zeggen.

De ooitjes zijn door-en-door lieve diertjes, bij wie in de verste verte géén kwaad te bespeuren valt. Maar o wee als je de ram even niet in het oog houdt: hij kan gemeen en agressief uit de hoek komen. Niet de eerste Ouessanten-houder is door deze kleine, maar flink gehoornde duiveltjes in het hospitaal beland. Ze hebben een ongemeen jaloers karakter.
En toch, ocharme, zo kennen we ze wel, de macho'tjes, als de kudde moet worden beschermd tegen bijvoorbeeld een hond, is het de leidende ooi die het initiatief neemt voor de verdediging.

Wat Ouessantjes gemeen hebben met andere schapen (en mensen?), is dat het kuddedieren zijn, alhoewel in mindere mate.
Dus: een Ouessant alleen op een wei is een doodongelukkig diertje, dat daarbij nog de gehele goegemeente de kast opjaagt met onophoudelijk geblaat. Daarentegen zijn twee Ouessanten reeds een perfect gelukkig koppel. En om het ingewikkeld te maken: dat koppel dient dan wel van hetzelfde geslacht te wezen: dus géén ram met één ooi (je weet wel: de enen komen van Mars, de anderen van Venus). Als je er per se een ram bij wil, dan dien je een triootje te hebben: één ram met twee ooien.
Overigens maakt een ram de ooitjes weinig happy (wat is toch loos met het mannelijk geslacht?): hij brengt meestal veel stress in de kudde door zijn agressiviteit. Maar als je lammetjes wil, tja.

"Werk" levert de ram slechts in het dekseizoen: van begin oktober tot en met januari. Buiten die periode missen de ooien hem heus niet.
En als je verschillende rammen hebt: zet ze, als ze werkloos zijn, maar gerust bij elkaar in een zogenaamde rammenweide. De vonken kunnen er wel al eens duchtig afspringen (wat wil je: zoveel testosteron bij elkaar), maar ze overleven het wel. Meer zelfs: ze komen zowaar tot een modus vivendi! Mannen onder elkaar, nietwaar...

Een kleine vijf maanden na het dekken zijn de lammetjes er: in april/mei/juni.
Bijna altijd heeft een Ouessant een éénling. Dus probleemloze bevallingen. Waar je overigens doorgaans maar wat van merkt als het jonge ding er al pico bello staat. De ram bij deze piepkleine, door-en-door gave en schattige creatuurtjes aanwezig laten is niet zonder risico.

In het begin vindt men de Ouessantjes interessant wegens hun puike grasmaaier-eigenschappen. Maar ach, na een tijdje geraakt men hopeloos verslingerd op de beestjes.
En wie wordt niet ontroerd door de lammetjes, amper de grootte van een hand, maar o zo snel, speels en gek. Vertroeteld door een overbezorgde moeder.
De lammetjestijd is dan ook niet voor niets de mooiste tijd van het jaar.